A jaar

Deze site is een tijdelijke oplossing om de preken van Marcel bereikbaar te maken. Klik op een link, om de desbetreffende preek te lezen. (Sorry, de opmaak van de preken is nog niet overal in orde.)
Indien u de preek op een klein scherm wil lezen, komt de preek niet naast, maar onder de reeks linken. U zal dus naar beneden moeten scrollen.


18e ZONDAG DOOR HET JAAR (A)   -   3 en 4 augustus 2002

1e lezing : Jesaja 55: 1-3
Evangelie : Mattheüs 14: 13-21.

Zusters en broeders,

Voor de aula die naar hem genoemd is, staat een standbeeld van Pieter De Somer, de eerste leek die rector was van de Katholieke universiteit van Leuven.
Het opvallende aan dit beeld is onder

 
 

andere het materiaal waarmee het is gemaakt.  De kunstenaar Vic Gentrls heeft voor dit beeld van alles gebruikt: een wieltje van een kinderwagen, een tafelpoot, een kamwiel van een of andere machinerie, dat soort dingen.
Het doet op het eerste zicht wat vreemd aan, maar al die dingen heeft hij in dienst gesteld van dat ene doel: dat beeld van Piet de Somer, dat hij maken wou.

Die manier van werken zou je kunnen vergelijken met de wijze waarop de evangelisten hun evangelie hebben geschreven.  Die hadden ook maar één doel: een beeld oproepen van Jezus van Nazareth.  Daarvoor gebruiken zij ook allerlei materialen: soms echt gebeurde feiten, soms symbolische verhalen, soms wonderverhalen die in hun gemeenten de ronde deden.
Het interesseert de evangelisten niet of dat echtgebeurde feiten zijn of stichtelijke verhalen -net zo min als het Vic Gentils interesseert wat voor materiaal dat is dat hij gebruikt.  Als het maar helpen kan om het beeld dat hij weergeven wil, tot stand te brengen.
Zo is dat dus ook met dat evangelieverhaal van vandaag, over die wonderbare broodvermenigvuldiging.  De vraag of dat echt zo gebeurd is houdt de evangelisten niet bezig.  Hen interesseert alleen maar, wat ze met dit verhaal kunnen doen, om het beeld van Jezus van Nazareth te schetsen.  Want die Jezus, daar draait voor hen alles om.  Zijn beeld willen ze doorgeven aan hun lezers.
Waar het voor wie dit verhaal leest of hoort om ging en nog steeds om gaat is dus de vraag:
Wat hebben de evangelisten - in dit geval: de evangelist Mattheüs - met dit verhaal over Jezus van Nazareth willen zeggen?

Ik heb in dit verhaal drie zinnen onderstreept, omdat ze denk ik een antwoord kunnen geven op die vraag wat Mattheüs hier over Jezus zeggen wil.
1.    De eerste zin die ik heb aangestreept is deze: "Toen Jezus de menigte zag, werd hij door medelijden bewogen".
Het medelijden, of de barmhartigheid, schijnt een van de kenmerken van Jezus van Nazareth te zijn geweest.  Je komt het in het evangelie dikwijls tegen.
Als Jezus een weduwe ontmoet die haar enige zoon gaat begraven,staat er: "Toen Jezus haar zag, werd hij door medelijden met haar bewogen". (Luc. 7: 13)  Als hij het verhaal vertelt over een man die in de handen van rovers was gevallen, zegt hij over de Samaritaan die daar langs komt en die man ziet liggen dat hij door medelijden met die man werd bewogen. (Luc. 10:34)  En ook over de vader van de verloren zoon zegt Jezus dat die man, als hij zijn zoon in de verte ziet aankomen, door medelijden bewogen werd. (Luc. 15:20)l
Dat medelijden is louter menselijk gezien al iets groots.  Het betekent dat iemand niet aan zijn eigen leven, aan zijn eigen leed, aan zijn eigen lot blijft vastplakken.  Dat hij het leed van de ander samen met dat van hemzelf, en ondanks dat van hemzelf, met zich meeneemt.
Maar in het Nieuwe Testament betekent het medelijden van de mens voor een ander mens nog iets meer.  Menselijk medelijden verwijst naar het medelijden, naar de barmhartigheid van God zelf.  Zo zegt Jezus bv tot zijn leerlingen:  "Wees barmhartig, zoals uw hemelse Vader barmhartig is". (Luc. 6: 36)
Het mededogen van Jezus van Nazareth in het verhaal over de wonderbare broodvermenigvuldiging verwijst naar het mededogen, naar de barmhartigheid van God zelf.
Als je over Jezus van Nazareth iets aan de weet wilt komen, als je zou willen weten hoe hij was, dan zou je hier kunnen beginnen: Het medelijden van God was aanwezig in hem.  Dat is het eerste wat de evangelist Mattheüs met dit verhaal van de wonderbare spijziging zeggen wil.

2.     De tweede zin die belangrijk is betreft de plaats waar dit verhaal wordt gesitueerd.
Tot twee keer toe wordt er gezegd: ze bevonden zich op een eenzame plaats.  In het evangelie betekent dit concreet, zegt een bijbel kenner: Ze bevonden zich in de woestijn. (1)
De aanduiding van die plaats betekent natuurlijk allereerst en gewoonweg dat er daar in die eenzaamheid niet aan brood te geraken is voor zoveel mensen.
Maar daar zit nog iets meer achter.  De combinatie van woestijn en brood doet bij elke gelovige Jood een lampje branden.  In de woestijn is er in het verleden als eens eerder sprake geweest van een wonderbare spijziging.
Israëls geschiedenis is min of meer begonnen met een tocht naar het beloofde land, een tocht doorheen de woestijn.  Een tocht van 40 jaar.  Op een bepaald moment zaten ze daar ook zonder voedsel.  God zorgde er toen voor dat er manna uit de hemel neerviel, waarmee de Israëlieten brood konden bereiden. (Exodus 16:4)
Als de evangelist nu vertelt dat Jezus van Nazareth in de woestijn brood schenkt aan zoveel mensen, dan is het voor elke Israëliet duidelijk wat dat betekent: Wat er gebeurde aan het begin van Israëls geschiedenis, dat herhaalt zich nu: De nieuwe broodvermenigvuldiging is een teken dat men met Jezus van Nazareth een nieuw land binnen trekt, dat er met hem een nieuwe fase van de geschiedenis begint.
Aan het begin van zijn openbaar leven heeft Jezus van Nazareth dat nieuwe land, die nieuwe fase in de geschiedenis zelf aangekondigd.  Hij heeft toen gezegd: "Het Koninkrijk van God is nu nabij". (Marcus 1:15)
Dat is het tweede wat de evangelist Mattheüs met dit verhaal van de wonderbare spijziging over Jezus van Nazareth heeft gezegd: Met Jezus begint er een nieuwe tijd.

3.     Er is nog een derde zin die belangrijk is.  Dat is de volgende: "Jezus gaf de broden aan zijn leerlingen en de leerlingen gaven ze door aan het volk".
Als Jezus zieken geneest, melaatsen reinigt of een ander wonder doet, dan komen de leerlingen daar nauwelijks aan te pas.  Hier is dat anders.  Hier worden de leerlingen ingeschakeld om brood aan de mensen te bezorgen.
Dat houdt verband met het volgende: Als de mensen in de jonge kerk dit verhaal over de wonderbare spijziging hoorden, dachten ze spontaan: Jezus doet dat nog steeds.  Jezus doet dat ook voor ons, die wonderbare spijziging hier en nu, dat is de Eucharistie.  Dat is immers voor ons brood om van te leven.  In dit brood schenkt hij zichzelf aan ons mensen.  Niet één keer en niet aan 5000, maar de eeuwen door en aan allen die naar hem toe komen.  Daartoe heeft hij de apostelen ingeschakeld. Die delen dit brood, dat zijn lichaam, dat zijn leven is, uit aan de mensen.
Dat is het derde, wat de evangelist Mattheüs met dit verhaal over Jezus heeft willen zeggen.  Die wonderbare spijziging verwijst naar de Eucharistie, waarin Jezus net als toen brood aan mensen geven zal, brood om van te leven.
Maar dat brood van de Eucharistie gaat ver boven het gewone brood uit.  Het is zijn eigen lichaam, het is zijn eigen leven.  Hij zelf is brood om van te leven.
Dat wil zeggen: De persoon van Jezus, de weg die hij is gegaan, de leer die hij heeft verkondigd, daar kan een mens van leven.

Die drie verwijzingen naar Jezus van Nazareth, naar zijn mededogen met mensen, naar de nieuwe tijd die met hem begint, naar de Eucharistie waarin hij die wonderbare spijziging voortzet, die drie dingen heeft de evangelist Mattheüs over Jezus van Nazareth willen vertellen met dit verhaal over de wonderbare spijziging.  Het gaat eigenlijk niet over iets dat verleden tijd is, over iets dat 2000 jaar geleden is gebeurd.  Het gaat over iets dat steeds opnieuw gebeurt, in elke viering van de Eucharistie.
Het komt in 't kort hierop neer: Hij schenkt ons zichzelf, hij zelf is voor ons brood om van te leven.
En dat is de kern van het christendom.
In het centrum van het christendom staat niet de paus van Rome.
In het centrum van het christendom staat ook niet een of ander dogma.
In het centrum van het christendom staat evenmin de moraal.
In het centrum van het christendom staat de persoon van Jezus van Nazareth.
Wie dit ontdekt, die weet waarvan hij leeft - uiteindelijk.  In haar of in hem is bovendien de toekomst van het christendom begonnen.  Misschien piepklein, onooglijk klein.  Maar dat is een ander verhaal.  Het verhaal van het mosterdzaadje.  Amen.

Marcel Heyndrikx SVD

(1)     "Als Stätte des Wunders erscheint der 'einsame Ort' der andeutungsweise als Wüste zu denken ist, so wie man in primitiver Malerei mit ein paar Strichen einen Hintergrund andeuten mag".  (BLANK J. in : Die Episteln und Evangelien der Sonn- und Feiertage, Lieferung 19, p. 275. )
 

© Marcel Heyndrikx - Iedereen mag deze preken en teksten gebruiken mits ze vrij en gratis voor iedereen toegankelijk blijven.